© Jo Boonen (Blikveld vzw). Een Vlaamse voortuin met een vormgesnoeide buxus. We grijpen in de groensector nog vaak terug naar een vorm van schoonheid die om intensief onderhoud vraagt en die om veel redenen weinig duurzaam is. Kritische reflecties over deze schoonheidsidealen zijn noodzakelijk in het streven naar duurzaamheid, want niet elk idee van schoonheid is even duurzaam.

Een noodzakelijkheid schoonheid

Voor ruimtelijke professionals zoals landschapsarchitecten, tuinaannemers en stedenbouwkundigen, is het geloof dat ze met technische ingrepen de wereld duurzamer en beter bestand kunnen maken tegen klimaatverandering een noodzakelijke basisovertuiging. We willen een positieve invloed uitoefenen op de samenleving, die geconfronteerd wordt met steeds acuter wordende sociale en ecologische crises.

Bij projecten worden woorden zoals ‘duurzaam’, ‘ecologisch’ en ‘klimaatrobuust’ consequent in de mond genomen. En in dat woordgebruik ligt een duidelijk verantwoordelijkheidsgevoel verscholen: we willen bijdragen aan een gebalanceerde wereld.

De grens tussen oprechte overtuiging en opportunistisch taalgebruik lijkt echter vaak klein. Dezelfde begrippen worden namelijk al snel gebruikt zonder grondig begrip van hun implicaties. In ons vakgebied lijken we soms te denken dat we automatisch de juiste antwoorden hebben als het gaat over duurzaamheid, en dat we onze keuzes daarom niet altijd hoeven te rechtvaardigen. Alsof alles wat ‘groen’ is, sowieso ook positief is voor milieu en samenleving. De ironie is dat wij, misschien beter dan anderen, beseffen dat dat niet noodzakelijk zo is.


© Jo Boonen (Blikveld vzw). De ingewerkte reflectoren op een rondpunt zijn doorheen de tijd geëvolueerd naar kleine proeftuintjes voor een stenig landschap. Een duurzame samenwerking met het landschap houdt rekening met de natuurlijke processen die elke buitenruimte mee vormgeven, en omarmt ze als iets waar ook schoonheid in gevonden kan worden.

Een gevecht met het landschap

In de groensector kan je een interessante tegenstelling opmerken als het gaat om duurzaamheid. Enerzijds zien we oprechte ideologische bezorgdheid over de toekomst, waarbij we beseffen dat een leefbare samenleving sterk afhangt van een doordachte inrichting van onze buitenruimtes. Anderzijds houden de beroepen binnen de sector – vaak uit financiële noodzaak – veelvuldig vast aan een zeer menselijke esthetiek. Een esthetiek die continu en intensief menselijk ingrijpen vereist, en bijgevolg amper nog afgestemd is op de natuurlijke systemen en processen in het landschap.

Buitenruimtes worden nog te vaak gezien als een blanco canvas met eindeloze mogelijkheden.

Buitenruimtes worden nog te vaak gezien als een blanco canvas met eindeloze mogelijkheden. De technieken, kennis, materialen en machines die we voorhanden hebben, maken nagenoeg elke ruimtelijke inrichting mogelijk, mits voldoende financiële inbreng. Maar hiermee vergeten we één belangrijke actor: het landschap zelf. Dat landschap is in de buitenruimte nooit een passieve context waarin gewerkt wordt. In de praktijk vertrek je nooit van een leegte. Bodem, water, vegetatie, fauna, reliëf … geven actief mee vorm aan elke ruimte. Het siert ruimtelijke professionals als ze hiermee aan de slag gaan.

Ook het ideaal van een statisch eindresultaat in buitenruimtes strookt niet met de realiteit. Het landschap is een levend en continu veranderend proces. Elke buitenruimte ondergaat voortdurende veranderingen, gedreven door natuurlijke cycli, door leven en dood, door alle grote en kleine acties en interacties van levende wezens in hun omgeving. De enige constante is die verandering. De poging om een statische ruimte te creëren en te behouden, lijkt in dat opzicht absurd. Ze staan op bepaalde manieren lijnrecht tegenover alles wat natuurlijk is. Vanuit deze schoonheidsidealen gaan we in de ruimte een actief en zelfs gewelddadig gevecht aan met het landschap. Daarvoor hebben we allerhande machines, brandstoffen en vooral veel tijd en energie nodig. En dat eeuwigdurende gevecht is inherent weinig duurzaam.

We moeten het over schoonheid hebben

Leveranciers en aannemers zijn financieel afhankelijk van de verkoop van producten voor de aanleg en onderhoud van de geplande projecten. Ontwerpers zijn op hun beurt afhankelijk van de samenwerkingen met die leveranciers en aannemers, en de erelonen die ze ontvangen voor de opmaak van inrichtingsplannen. We bevinden ons in een perverse logica waarbij een kunstmatig onderhouden esthetiek financieel vaak meer opbrengt dan een esthetiek die aansluit bij natuurlijke systemen en structuren. De duurzaamheid waar we ideologisch van overtuigd zijn, lijkt dus te botsen met het economisch systeem waar we afhankelijk van zijn geworden.

We bevinden ons in een perverse logica waarbij een kunstmatig onderhouden esthetiek financieel vaak meer opbrengt dan een esthetiek die aansluit bij natuurlijke systemen en structuren.

Vanuit puur economisch standpunt is het interessant om een schoonheidsideaal te promoten dat winst maximaliseert. We overtuigen mensen dat één specifieke vorm van schoonheid de juiste is. We maken mensen afhankelijk van alle mogelijke machines, materialen en voedingsstoffen die we maar kunnen verkopen.
Zo zou gras er strak moeten uitzien. Daarom hebben we een grasmachine, kantenmaaier, verticuteermachine, graszaad en voedingsstoffen nodig. Planten kopen we in het tuincentrum. Deze hebben de nodige verzorging nodig met snoeischaren en extra voedingsstoffen. En we willen absoluut geen planten die spontaan groeien. Ook daar zijn oplossingen voor te koop. Enzovoort.

Gelukkig is schoonheid – of beter: het idee over schoonheid – niet statisch. Inhoudelijke discussies over schoonheid worden al snel weggewuifd met de opmerking dat schoonheid subjectief is. En hoewel het zeker waar is dat ieder individu bepaalde voorkeuren heeft, worden schoonheidsidealen ook cultureel bepaald en gedeeld via bijvoorbeeld reclameboodschappen en publieke zichtbaarheid. Schoonheid is in die zin een sociale constructie: mensen wordt aangeleerd wat ze mooi moeten vinden. Dat geldt voor menselijke schoonheid, maar zeker ook voor ruimtelijke schoonheid. 

Werken aan duurzaamheid betekent dat we collectief moeten leren genieten van de schoonheid die schuilt in natuurlijke processen. Een schoonheid waarbij het landschap mee mag vormgeven.

Het is dus mogelijk om het idee van wat een ruimte maakt, te veranderen. En gezien er een duidelijke link is tussen schoonheid en duurzaamheid, ligt daar ook een rol weggelegd voor ons vakgebied. Werken aan duurzaamheid betekent dat we collectief moeten leren genieten van de schoonheid die schuilt in natuurlijke processen. Een schoonheid waarbij het landschap mee mag vormgeven. Het mooie daaraan is dat die vorm van natuurlijke schoonheid overal te vinden is, en dat we er met dit besef plots door omringd worden.

© Jo Boonen (Blikveld vzw). De ingewerkte reflectoren op een rondpunt zijn doorheen de tijd geëvolueerd naar kleine proeftuintjes voor een stenig landschap. Een duurzame samenwerking met het landschap houdt rekening met de natuurlijke processen die elke buitenruimte mee vormgeven, en omarmt ze als iets waar ook schoonheid in gevonden kan worden.

Geen vraag maar een noodzakelijkheid

Gelukkig is schoonheid – of beter: het idee over schoonheid – niet statisch. Inhoudelijke discussies over schoonheid worden al snel weggewuifd met de opmerking dat schoonheid subjectief is. En hoewel het zeker waar is dat ieder individu bepaalde voorkeuren heeft, worden schoonheidsidealen ook cultureel bepaald en gedeeld via bijvoorbeeld reclameboodschappen en publieke zichtbaarheid. Schoonheid is in die zin een sociale constructie: mensen wordt aangeleerd wat ze mooi moeten vinden. Dat geldt voor menselijke schoonheid, maar zeker ook voor ruimtelijke schoonheid. 

Werken aan duurzaamheid betekent dat we collectief moeten leren genieten van de schoonheid die schuilt in natuurlijke processen. Een schoonheid waarbij het landschap mee mag vormgeven.


Het is dus mogelijk om het idee van wat een ruimte maakt, te veranderen. En gezien er een duidelijke link is tussen schoonheid en duurzaamheid, ligt daar ook een rol weggelegd voor ons vakgebied. Werken aan duurzaamheid betekent dat we collectief moeten leren genieten van de schoonheid die schuilt in natuurlijke processen. Een schoonheid waarbij het landschap mee mag vormgeven. Het mooie daaraan is dat die vorm van natuurlijke schoonheid overal te vinden is, en dat we er met dit besef plots door omringd worden. We vertrekken in deze shift gelukkig niet van nul. Vandaag bestaat er al een beweging naar een meer ecologische ruimtelijke inrichting. Die gaat van private tuinen tot straten, parken en zelfs tot regionale beleidsplanning. Initiatieven als CurieuzeNeuzen, podcasts over ecologisch tuinieren, Green Deals en het Vlaams Kampioenschap Tegelwippen staan symbool voor die beweging. Mensen zijn zich vaak zeer bewust van het belang en de noodzaak van een duurzame levensstijl. Als beroepenveld is het dus maar verstandig om mee te gaan in die beweging. Of beter nog: om ze te trekken.

Duurzaamheid is geen gimmick of puur academisch discours. Het is een kwestie van voortbestaan.

 We zijn het moment van vrijblijvende keuze tussen economie en ecologie al lang voorbij. Het streven naar duurzaamheid is geen wenselijkheid meer, maar een noodzakelijkheid. Duurzaamheid is geen gimmick of puur academisch discours. Het is een kwestie van voortbestaan. Gelukkig kunnen we in dat streven een machtige en onvermoeibare partner vinden: het landschap zelf.

Het landschap als meester

Duurzaamheid vraagt ons om anders naar de natuur te gaan kijken, om nieuwe vormen van waardering te vinden. Dat wist ook de Amerikaanse landschapsarchitecte Martha Schwartz toen ze haar artikel ‘I Hate Nature’ schreef. In die tekst beschrijft ze hoe mensen wel zéggen dat ze van de natuur houden, maar dat de natuur waarover ze dan spreken eerder een geromantiseerd beeld is van natuur. Ze spreken dan over mooie bloemetjes en bomen, en over vogeltjes in die bomen. Zolang ze maar niet met te veel zijn, en niet te veel lawaai maken, en hun uitwerpselen niet op de auto terecht komen, en … Mensen houden van de natuur op voorwaarde dat ze niet te oncomfortabel wordt en de menselijke orde verstoort.

Ook daar – in die verandering van perceptie en openheid over natuur – moet ons vakgebied hun invloed laten gelden. Via gerichte sensibilisering en educatie kunnen we tonen dat de natuur inderdaad soms vervelend kan zijn, maar dat er zelfs in dat oncomfortabele en ongemakkelijke grote hoeveelheden schoonheid verscholen zit.
 

Via gerichte sensibilisering en educatie kunnen we tonen dat de natuur inderdaad soms vervelend kan zijn, maar dat zelfs in dat oncomfortabele en ongemakkelijke grote hoeveelheden schoonheid verscholen zit.

We kunnen schoonheid leren zien in een stukje los zand en de mussen die zich daarin baden. In de onverwachte plant op de onverwachte plaats, en de insecten die zich daarop nestelen. We kunnen de schoonheid leren zien van paddenstoelen en schimmels, en de manier waarop die bijdragen tot de natuurlijke cycli van leven en dood. We kunnen schoonheid leren zien in slakken, mieren en wespen, en de honderden manieren waarop zij bijdragen aan de leefwereld waar ook wij deel van uitmaken.

© Jo Boonen (Blikveld vzw).  Een nest van een meerkoet op een zinkende boot aan de Gentse Coupure toont aan dat ook dieren actief mee het landschap maken. Die dieren maken helemaal geen opdeling tussen wat ‘natuurlijk’ en wat ‘menselijk’ is. Een oprechte vorm van duurzaamheid erkent alle levende wezens en landschappelijke processen als medevormgevers van de ruimte. En al die vormgevers moeten het landschap leren delen.

Collectieve verantwoordelijkheid

De shift naar een ruimte waarin het landschap een leidende stem krijgt, zal niet eenvoudig zijn. Voor beroepen als de onze, die in een tweestrijd lijken te zitten tussen een economische afhankelijkheid en een ideologisch streven, zal het zeker een grote inspanning vergen. Maar ideologische overtuigingen zijn duurzamer dan financiële situaties, en de transformatie naar een toekomstgerichte ruimte laat niet meer op zich wachten. Als groensector bevinden we ons in een positie bij uitstek om die transformaties te leiden. De duurzame shift is dus niet enkel een morele verplichting, maar ook een enorme opportuniteit. 


Tekst: Blikveld vzw
Beeldmateriaal: Jo Boonen (Blikveld vzw)