Voorbeeldproject stedelijke vergroening (SLA, bron: sla. dk)

De stedelijke vergroeningsgolf: tuinieren op maat van de stad

Onder invloed van de afname in mondiale biodiversiteit, besparingen in aanleg en beheer, focus op fysieke en mentale gezondheid, en problemen gelinkt aan klimatologische veranderingen; onderging het discours omtrent stedelijke vegetatie een fundamentele koerswijziging. Bewoners en experten vragen niet enkel om méér groen, de esthetische overwegingen, groen ter verfraaiing of ‘embellissement’, zijn niet langer de belangrijkste drijfveer voor aanplantingen.

Deze ontwikkelingen bieden enorm veel nieuwe mogelijkheden voor de gehele sector, van ontwerpers tot kwekerijen tot onderhoudsteams. Tegelijk heeft het gehele ecosysteem van groenvoorziening nood aan belangrijke systeemwijzigingen. De expertise in de gehele keten wordt op de proef gesteld en elke partner moet zijn of haar rol herdefiniëren. De traditionele grenzen tussen het kweken, het ontwerpen, het kiezen, het aanplanten en beheren van stedelijk groen vervagen. Bovendien vragen steden en gemeenten
wetenschappelijk onderbouwde en maatschappelijk relevante keuzes. In deze bijdrage delen we enkele observaties, bevindingen en ervaringen uit onze ontwerppraktijk. We illustreren deze observaties op basis van een vergroeningsproject voor het Flageyplein in Brussel.


Naar robuuste stedelijke plantgemeenschappen

Het hedendaagse stedelijke groenconcept vertoont in sterke mate een ‘wegwerp’ of ‘consumptiecultuur’: de gemiddelde levensduur van stadsbomen bedraagt tussen de 7 en 25 jaar, vaste plantenborders dienen doorgaans om de 3 tot 5 jaar opnieuw worden geplant, veel groenzones vragen nog steeds hele intensieve beheersregimes enz. De schaalvergroting van groeninterventies in de stad impliceren andere groenvormen.

Groenvormen die minder beheersintensief zijn, minder georkestreerd en ruimte laten voor spontane evoluties. Dit is niet enkel een economische wetmatigheid omwille van de slinkende publieke middelen, milieubewuste stadsbewoners vragen steeds meer naar ‘wilde natuur’. Bovendien versmelten de stedelijke groenvormen tot één samenhangend landschap. Waar de ‘plantsoenen’ vroeger nog heel fragmentair en geïsoleerd waren, percipiëren we de groendaken, parken, regentuinen enz. in één aanblik. De vraag is welke plantgemeenschappen dit stedelijke landschap, als een aaneenschakeling van uiteenlopende microklimaten, kunnen bevolken. Het is bijgevolg belangrijk om na te denken welke mate van visuele en botanische uniformiteit we willen aanbieden, hoe deze verschillende
groenzones kunnen gaan communiceren. We kunnen immers hopen dat de stadsflora, met behulp van de fauna, nog veel mobieler wordt en kan uitgroeien tot meer robuuste plantgemeenschappen en biotopen. Op die manier kunnen we eveneens het productiepotentieel van de stad activeren. Het is absurd om te denken dat we voldoende plantmateriaal kunnen blijven produceren op perifere kwekerijen om de stad te voeden van plantmateriaal. De boomkwekerijen kunnen nu al de stijgende vraag naar bomen niet meer volgen. De stedelijke vergroeningsoperatie moet gepaard gaan met de ontwikkeling van een stedelijke productiecapaciteit.

Voorbeeldproject stedelijke vergroening (SLA, bron: sla. dk)
Voorbeeldproject stedelijke vergroening (SLA, bron: sla. dk)

Hiervoor kunnen de parken zelf worden geactiveerd en tegelijk ook stedelijke boomkwekerijen worden ingezet. Dit kan gepaard gaan met het versterken van de streekgebonden soorten. Het activeren van deze productiecapaciteit vergt een doordachte aanpak met de inzaai en aanplant van jonge planten, en een aangepast ontwikkelingsbeheer. Dit impliceert een vorm van ‘tuinieren op schaal van de stad’. Vanuit de observatie, documentatie en standplaatskennis, op een doordachte wijze ingrijpen op het vegetatief patrimonium.

Verschillende steden werken hier al jaren aan met het integreren van het bomenbestand en de groenvormen in geografische informatiesystemen in functie van beheer en opvolging. Doorgaans ontbreekt het in capaciteit, middelen en voldoende geschoold personeel om dit naar een hoger niveau te tillen.

De vormgeving met plantgemeenschappen behoeft een interessante wisselwerking tussen horticulturisten, ecologen en landschapsarchitecten. Het samenbrengen van deze expertise is noodzakelijk om de complexiteit te beheren. In de afgelopen tien jaar hebben verschillende experten zoals James Hichmough, Nigel Dunnet, Gilles Clément, Noel Kingsbury of Peter Del Tredici, vaak ‘hybride profielen’ uit de Angelsaksische traditie, hier belangrijk toonaangevend onderzoek rond gedaan. De uitdaging is om deze expertise in de eerste plaats vanuit de opleidingen en onderzoeksinstellingen te mobiliseren en vervolgens ook rond de tafel te krijgen bij opdrachten en in administraties. Daar kan de vakwereld in Vlaanderen nog belangrijke stappen zetten.

De vergroening van het Flageyplein in Brussel

In 2021 selecteerden de gemeente Elsene en het Brussels Gewest, in samenwerking met de Brussels bouwmeester, vier teams om hun ideeën voor een groene make-over van het Flageyplein en het aangrenzende Heilig Kruisplein uit te werken en voor te stellen. Het plein werd in 2007, naar het ontwerp van Latz+Partner gerealiseerd als een nieuwe bruisende ontmoetingsplek. Met het ondergronds brengen van de auto’s, het legpatroon in blauwe hardsteen van gevel tot gevel, de speelfonteinen, de lange houten rode bank enz. werd het project breed gepubliceerd en vormt het een toonaangevend voorbeeld van de revival en democratisering van publieke ruimte sinds de jaren 1990. Hoewel het plein goed functioneert, wil de gemeente iets doen aan het stenige karakter. De grote hoeveelheid verharding maken deze plek een echt hitte-eiland in de zomer en bovendien heeft deze buurt nood aan bijkomend groen en infiltratie- en bufferingscapaciteit voor hemelwater.

Het ontwerp van het team Kollektif, Fallow en Ecorce werd als winnaar geselecteerd voor deze vergroeningsoperatie. Het ontwerpvoorstel respecteert de inrichtingsprincipes van het initiële ontwerp en voorziet in een ontharding van circa 2.000m2 en de aanplant van in totaal circa 60 nieuwe bomen. De nieuwe groenzones fungeren eveneens als regentuinen voor de buffering van overtollig hemelwater. De plantvakken van de bestaande bomen zullen ook worden herzien om de groeiomstandigheden te verbeteren (drainage, substraat, beluchting). De ingrepen zullen deze bruisende stedelijke hotspot klimaatbestendig maken.

De nieuwe groene infrastructuur zal het plein tijdens de zomermaanden helpen afkoelen, water vasthouden bij hevige regenval, de biodiversiteit vergroten en een aangenamere ruimte voor activiteiten creëren. Voor het beplantingsconcept werden diverse invalshoeken in acht genomen die het actuele debat omtrent stedelijke vegetatie gedeeltelijk kunnen kaderen.

Een eerste invalshoek omvat de milieutechnische benadering. In de studie werd een fytosanitaire studie uitgevoerd om de gezondheid van de bestaande bomen te begrijpen. Hiervoor werd samengewerkt met het studiebureau Ecorce (ecologie en hydrologie). Uit het onderzoek blijkt dat de bomen een beperkte groei kennen, maar over het algemeen in relatief goede gezondheid verkeren (met uitzondering van enkele bomen).

Flageyplein Brussel, visualisatie van nieuwe groenvakken. (bron: Kollektif landscape / Fallow)
Flageyplein Brussel, visualisatie van nieuwe groenvakken. (bron: Kollektif landscape / Fallow)

De bomen die grotere hoeveelheden water verwerken, waren er minder goed aan toe (vermoedelijk) ook omwille van lozing van afvalwater tijdens de wekelijkse markten. De standplaatsverbetering (substraat, verankering, beluchting, drainage) voor de bestaande bomen vormde alvast een eerste belangrijk uitgangspunt.

De nieuwe plantvakken werden maximaal voorzien rondom de bestaande bomen om de wortelzones te decompacteren en biologisch te activeren. Daarnaast fungeren de plantvakken ook als regentuinen. Het ontwerp werd zo opgevat dat maximaal een veelvoud van drie maal haar eigen oppervlakte rechtstreeks kan afwateren naar het plantvak. Dit werd gehanteerd als kritische maat waarop planten en bodem het afstromend water kunnen verwerken. Hiervoor werd een model en berekening gemaakt op basis van de afwatering van de verschillende ‘microbassins’.

Daarnaast vormde biodiversiteit een belangrijke insteek. Leefmilieu Brussel, de toekomstige beheerder, stuurde aan op het gebruik van inheemse plantensoorten. Hiervoor stelden zij een lijst op met aanbevolen inheemse plantensoorten die zij geschikt achten voor aanplantingen in Brussel. Daarnaast werd er in 2021 een studie uitgevoerd op het grondgebied van Elsene naar de flora en biodiversiteit (‘inventaire florestique’).

Eén van de conclusies van dit onderzoek luidde dat er een overaanbod aan bloeiende planten is in de zomer tegenover een gebrekkig aanbod in de lente en herfst. Dit zou nefaste gevolgen hebben voor de biodiversiteit in de stad vermits verschillende diersoorten kampen met een voedseltekort in deze periodes. Deze focus op biodiversiteit werd ook heel sterk politiek ondersteund. Voorts vormt het ontwerpmatige luik een belangrijke invalshoek. Als ontwerpers probeerden we de verschillende planten te typecasten (lage vaste planten, hogere vaste planten, solitaire heester, heesterwolken, bomen) en te gebruiken om de composities vorm te geven. Deze aanpak helpt om discussies over indivudiuele plantsoorten te vermijden en om de ontwerpintenties duidelijk te communiceren.

Daarnaast werd gekozen voor een mix van aanplantingen en inzaai van vaste planten. Op die manier moet een natuurlijk beeld ontstaan waarbij lokale mengsels moeten zorgen voor een kruidlaag op maat van het project. Diverse verdelers van zaden waren bereidwillig om hierover mee na te denken. Tot slot toonden de verschillende handelaren en politici een grote beheersmatige reflex en bezorgdheid. Door het intensieve gebruik van het plein met diverse vormen van overlast, heerst er een grote bezorgdheid over het esthetische beeld van de groenvakken. Betreding en vertrappeling, sluikstorten, lozing afvalwater, beschadigingen door bestelwagens en vrachtwagens enz. vormen belangrijke bedreigingen voor de kwaliteit van het groen. Een voldoende robuuste afboording moet de planten hiertegen beschermen.

Het voorbeeld van het Flageyplein is een voorbeeld van hoe stedelijke onthardings- en vergroeningsprojecten in groten getale worden uitgerold in België (en bij uitbreiding West-Europa). Overheden zien het vaak als ‘quick wins’, goedkope en eenvoudige interventies die een snel resultaat kunnen opleveren. De realiteit leert ons dat er toch meer komt bij kijken dan het wippen van tegels en aanplanten, zeker in complexe stedelijk situaties. Hiervoor zijn diverse expertises noodzakelijk.

Opdrachtgevers trekken doorgaans onvoldoende budget uit om voldoende expertise te verzamelen om deze interventies te ontwikkelen. Nochtans is het belangrijk om de groenzone een goede ‘startpositie’ te geven (bodem, drainage, afwatering enz.) om het succes te garanderen. Het is eveneens belangrijk om de bewoners op een goede manier te betrekken bij deze realisaties om draagvlak en zorggedrag te activeren. Dit is gelinkt aan het grootste pijnpunt, het beheer en de opvolging. De multiplicatie van stedelijk groen maakt het niet langer mogelijk om een gecentraliseerd en intensief beheersregime op stedelijke schaal uit te rollen. Het is eveneens belangrijk om ontwerpers en experten in deze fase te blijven betrekken. Dit brengt ons bij fundamentele vragen over hoe beheers- en ontwerpengagementen vandaag in de markt worden gezet. Meer langdurige engagementen en uitwisselingen tussen bewoners, ontwerpers, experten en horticulturisten zijn in dit verband onontbeerlijk.

www.kollektif.be


Tekst: Björn Bracke
Beelmateriaal: Kollektif landscape / Fallow