Kunnen mens en dier samenleven onder één dak? Biodiversiteit, circulair watergebruik en natuurgebaseerde oplossingen in steden
In de complexe wereld van klimaatadaptatie en biodiversiteit speelt Wim Garmyn, projectcoördinator bij Embuild Vlaanderen, een belangrijke rol. Zijn werk richt zich op innovatieve projecten die bijdragen aan het bevorderen van een duurzame leefomgeving, met een focus op natuurgebaseerde oplossingen en circulair watergebruik. We spraken hem in de marge van het evenement Meesters in de Tuin 2024. Wat is zijn visie op de toekomst van klimaatadaptatie? En gaan natuur, biodiversiteit en onze gebouwde omgeving wel samen?
Van chemisch ingenieur tot pionier in biodiversiteit
Wim Garmyn begon zijn carrière als ingenieur chemie, maar kwam via onderzoek en ontwikkeling terecht in de bouwsector. “Ik werkte voor een bedrijf dat bouwmaterialen produceert, en zo begon ik aan een project rond groendaken”, vertelt hij. Dit leidde tot een samenwerking met Natuurpunt om biodiverse groendaken te ontwikkelen. “Dat project versterkte mijn interesse in natuur en biodiversiteit. Het was een samenkomen van mijn chemische achtergrond en de natuur.” Die combinatie van bouwkennis en ecologische expertise maakt Garmyn uniek in zijn vakgebied. Hij werkt nu aan diverse klimaatadaptatieprojecten, die de nadruk leggen op het samenbrengen van biodiversiteit, circulair watergebruik en natuurgebaseerde oplossingen binnen onze stedelijke infrastructuur.

Kunnen mens en dier samenleven onder één dak?
Een centraal thema in Garmyns werk is de vraag of mensen en dieren vreedzaam kunnen samenleven in dezelfde gebouwde omgeving. Volgens hem is het antwoord simpel: “We doen het al, zonder dat we het weten. In veel van onze gebouwen leven vogels, vleermuizen en andere diersoorten zonder dat wij er hinder van ondervinden.” Toch beseft hij dat veel mensen een natuurlijke terughoudendheid hebben tegenover dieren in de buurt van hun woning. “Wanneer mensen zich ervan bewust worden dat dieren zich in de buitenkant van hun huis vestigen, krijgen ze vragen over hygiëne en uitwerpselen”, legt hij uit. “Maar feitelijk leven we al eeuwen samen met deze dieren zonder noemenswaardige problemen.” Garmyn benadrukt dat een succesvolle integratie van dieren in gebouwen vraagt om slim ontwerp. “Architecten moeten samen met ecologen bekijken wat de juiste plekken zijn om dieren een plaats te geven in gebouwen, zodat bewoners geen overlast ervaren.”

De waarde van soorten voor biodiversiteit
In samenwerking met de natuursector worden data verzameld over soorten die onder druk staan. “Veel diersoorten hebben te lijden onder de manier waarop we onze steden inrichten”, zegt Garmyn. Een goed voorbeeld hiervan is de huismus, waarvan de populatie de afgelopen twintig jaar met maar liefst tachtig procent is afgenomen. Dit heeft niet alleen te maken met de beschikbaarheid van nestplaatsen, maar ook met de inrichting van tuinen. “Er zijn te weinig hagen en veilige schuilplaatsen”, legt hij uit.
Vleermuizen zijn cruciaal voor het onder controle houden van insectenpopulaties. Zij helpen de balans te bewaren in onze ecosystemen.
Naast vogels zoals de huismus, gierzwaluw en zwarte roodstaart, zijn vleermuizen ook belangrijk voor het behoud van biodiversiteit. “Vleermuizen zijn cruciaal voor het onder controle houden van insectenpopulaties. Zij helpen de balans te bewaren in onze ecosystemen”, vertelt Garmyn.
De uitdaging van klimaatneutraliteit
De transitie naar klimaatneutrale gebouwen brengt uitdagingen met zich mee, vooral wanneer het gaat om het behoud van biodiversiteit in de gebouwde omgeving. “We willen woningen energieneutraal maken door ze goed te isoleren”, zegt Garmyn. “Maar als we geen rekening houden met koudebruggen, kunnen er schimmelproblemen ontstaan.” Dit maakt het moeilijk om oplossingen voor biodiversiteit, zoals nestgelegenheden voor vogels en vleermuizen, in de gebouwschil te integreren zonder dat er problemen optreden. Embuild Vlaanderen is daarom mee partner in het project Natuur-inbouw, dat onderzoekt hoe mens en dier kunnen samenleven onder één dak! Het gaat over een grensoverschrijdend samenwerkingsinitiatief tussen Vlaanderen en Nederland, gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. De Technische Universiteit van Eindhoven en Buildwise zijn betrokken en voeren onderzoek dat moet uitwijzen hoe we technische uitdagingen kunnen aanpakken. “Zij onderzoeken waar we voorzieningen voor dieren kunnen inbouwen zonder dat er koudebruggen ontstaan”, legt Garmyn uit. “Dit vergt een nauwgezette analyse van bouwfysische aspecten, zodat gebouwen zowel energie-efficiënt als biodiversiteitsvriendelijk kunnen zijn.”

Zes V’s voor een succesvol ecosysteem
Om een succesvol en gezond ecosysteem te bevorderen, moeten verschillende factoren in acht worden genomen. Garmyn hanteert hierbij de zogenaamde ‘zes V’s’: voedsel, veiligheid, vocht, variatie, verbinding en voortplanting.
- Voedsel: Dieren in stedelijke omgevingen moeten toegang hebben tot voldoende voedselbronnen.
- Veiligheid: Veilige plekken waar dieren kunnen schuilen voor roofdieren en menselijke verstoring zijn essentieel.
- Vocht: Water is niet alleen belangrijk voor drinkwater, maar ook voor het afkoelen en wassen van dieren.
- Variatie: Een gevarieerde vegetatie is cruciaal voor biodiversiteit. “Hoe meer diversiteit in planten, hoe beter het is voor het ecosysteem”, zegt Garmyn.
- Verbinding: Groenstructuren zoals hagen en bomen moeten met elkaar verbonden zijn, zodat dieren zich van het ene perceel naar het andere kunnen verplaatsen.
- Voortplanting: Een gevarieerde genenpool binnen een soort is belangrijk om ziektes en plagen te overleven. “Als de genenpool te smal is, kan een ziekte een hele populatie wegvagen”, waarschuwt Garmyn.

Naar een nieuwe toekomst: kennisdeling tussen bouw en natuur
Een van de belangrijkste uitdagingen die Garmyn ziet, is het gebrek aan kennisuitwisseling tussen de bouwsector en ecologen. “Het is belangrijk dat bouwkundigen leren van ecologen en andersom”, stelt hij. “Architecten moeten weten waar en hoe ze voorzieningen voor dieren kunnen integreren zonder bouwfysische problemen te veroorzaken, terwijl ecologen moeten begrijpen welke bouwtechnische beperkingen er zijn.” Het project Natuur-inbouw, zet daarom ook in op kennisdeling tussen deze disciplines. “We ontwikkelen opleidingen voor zowel de bouwsector als ecologen, zodat ze van elkaar kunnen leren en samenwerken aan duurzame oplossingen.”

Innovatieve demoprojecten: een eerste stap naar de toekomst
Binnen Natuur-inbouw worden demonstratieprojecten uitgewerkt waarbij innovatieve oplossingen voor biodiversiteit in de gebouwde omgeving worden getest. “Het is pionierswerk”, zegt Garmyn. “We passen de nieuwste inzichten toe, maar het duurt nog jaren voordat we echt kunnen meten wat de effecten zijn op de biodiversiteit.” Om het succes van deze projecten te evalueren, worden er langetermijn- monitoringprogramma’s opgezet. “Natuurpunt en Vogelbescherming Nederland zullen monitoren hoe succesvol deze oplossingen zijn, maar het kan jaren duren voordat we echt resultaten zien. Dieren moeten de nieuwe nestplaatsen ontdekken en er hun plek vinden. Het vraagt tijd.”
Met een goed doordacht ontwerp en samenwerking tussen ecologen en architecten kunnen we een duurzame toekomst creëren waarin dieren en mensen samenleven zonder elkaar tot last te zijn.

Conclusie
Wim Garmyn werkt op het snijvlak van klimaatadaptatie en biodiversiteit, en zijn innovatieve projecten laten zien dat het mogelijk is om natuur en mens dichter bij elkaar te brengen in de gebouwde omgeving. Met een goed doordacht ontwerp en samenwerking tussen ecologen en architecten kunnen we een duurzame toekomst creëren waarin dieren en mensen samenleven zonder elkaar tot last te zijn. Zijn pionierswerk biedt een inspirerende kijk op hoe we onze steden klimaatbestendig en biodivers kunnen maken, en hoe samenwerking tussen de bouw- en natuursector de sleutel is tot succes.
Tekst: Manuel Lub
Beeldmateriaal: Embuild Vlaanderen