© Shutterstock

De groene stads als wensdroom?

De rode draad bij de hedendaagse planvorming en uitbouw van stad, tuin en landschap is de waarde van de biologische componenten of de zoektocht naar een biofiele urbanisatie. De zogenaamde ‘groene stad’ is een exponent van de biofiele stedenbouw, of is dit een wensdroom? Natuurverbondenheid is momenteel dé trend in de ruimtelijke planning van onze tuinen, steden en landschappen. Gelukkig maar zijn we getuige van deze trendbreuk. Green Deal, Green Cities, onthardingsprojecten … alles moet natuur uitademen. In onze toekomstige planvorming van tuinen, steden en landschappen is de natuur, de bodem en het water leidend. Maar is het volgen van trends voldoende?

Tuinkunst-stedenbouw-ecologie: een verzoening

Doorheen de westerse cultuurgeschiedenis is een geleidelijke evolutie merkbaar in de urbanisatie en in het stedelijk groen. Daarbij gaan tuinkunst, stedenbouw en ecologie vaak hand in hand en beïnvloeden elkaar wederzijds. Diverse studies zijn daarvan het bewijs. Leven en wonen in de stad is steeds populairder en tegen 2050 zal ongeveer twee derde van de wereldbevolking in steden leven. Geconcentreerd wonen in steden wordt nu gepromoot en green cities worden voorgesteld als een wensdroom van burgers en beleidvoerders en als oplossing voor onze gezondheidskwalen, sociale en ruimtelijke problemen.


In de middeleeuwen was er maar weinig sprake van gepland stedelijk groen en ecologische principes waren toen onbekend. In de renaissance en barokperiode werden groenelementen, zoals bomenrijen, dankbaar benut ter ondersteuning van de stedenbouwkundige plannen. In de 19 de eeuw evolueerden en floreerden de ideeën van de wilde of natuurlijke tuin, zowel in privaat alsook in openbaar groen en de stadsontwikkeling. Het was een trend in geheel Europa en Noord-Amerika, maar zeker ook in België. Het gebruik van vaste planten, siergrassen en alpineplanten werd sterk gepromoot in een meer natuurlijke vormgeving, veelal geïnspireerd door de heemparken. Internationale protagonisten eind 19de – begin 20ste eeuw waren daarbij William Robinson, Eduard André, Gertrude Jekyll, Karl Foerster, Georg Arends en Camillo Schneider, om er enkele te noemen. Aansluitend, in de 20 ste eeuw, zorgden ook personen zoals John Bergmans, Mien Ruys, Louis Le Roy en Christopher Lloyd voor vernieuwing in de private en publieke groenaanleg. In België waren onder andere Jules Buyssens en Jean Massart in 20 ste eeuw de voorvechters volgens de principes van de natuurlijke jardin pittoresque. Eind 20ste en begin 21ste eeuw ervaren we, als in een slingerbeweging, opnieuw deze natuurlijke trend in een zoektocht naar een creatievere en modernere groenvoorziening. Dit gebeurt in privaat en openbaar groen met een sterk ecologisch besef en het veelvuldig gebruik van vaste plantensoorten en siergrassen.

De Dutch perennial wave, met voorvechters zoals Ton Ter Linden, Henk Gerritsen en Piet Oudolf, kent navolging bij de groenplanning in Europa en Noord-Amerika. In de 21ste eeuw is er een duidelijke interesse voor privaat groen en is de zorg voor open ruimte, openbare groenzones en natuurgebieden een duidelijke politieke taakstelling. Tuin- en landschapsarchitectuur en landscape urbanism focussen heden voornamelijk ook op een kwalitatief publiek domein met inbreng van het stedelijk groen en het landschap.

Tegenwoordig is er wereldwijd grote aandacht voor de ecologie binnen de stedelijke en rurale nederzettingen en spreekt men graag over sustainable urbanism, biophilic urbanism en ecological urbanism. De succesvolle actie ‘Green cities’ is een initiatief van de European Nurserystock Association (ENA) en omarmt volop de biofiele urbanisatie. De interesse voor natuur en biodiversiteit in onze steden en dorpen mag geen aanleiding geven tot kunstmatige en eenzijdige verwildering van het groen.

De interesse voor natuur en biodiversiteit in onze steden en dorpen mag echter geen aanleiding geven tot kunstmatige en eenzijdige verwildering van het groen.

Hier is een harmonie en respect wenselijk tussen natuur en cultuur. Beide componenten zijn van belang bij de beleving en het gebruik van de stedelijke ruimte en van het stedelijk groen. De ontwerpen voor groene buitenruimten, openbaar of privaat, mogen niet volledig verdrogen en genegeerd worden door ecologische principes. De uitdaging is evenwel het vinden van een verzoenende mix tussen de elementen tuinkunst, stedenbouw en ecologie. Natuur en cultuur gaan binnen de context van de groene en open ruimten best harmonisch samen, zonder enige dominantie van één der elementen.

© Shutterstock

Een biofiele stad

Lange tijd werd de ontwikkeling van onze steden en ons openbaar groen bepaald door ingenieurskunst. Daarbij was het vertrouwen in technologische oplossingen bepalend. Heden staan natuurlijke processen en klimaat centraal en bepalen sterk de ontwerpprincipes in landschapsarchitectuur en stedenbouw. Meer en meer wordt er nu gekozen voor circulaire, symbiotische, evolutieve en natuurinclusieve wetmatigheden en oplossingen. In het ontwerpend onderzoek komt nu de klemtoon te liggen op natuurwaarden, zoals het bodem- en watersysteem. Maar ook de historiek van een plek, het narratieve, blijft zeer waardevol doorschemeren in diverse hedendaagse projecten. We zien echter in Vlaanderen dat de vergroening van onze steden en dorpen soms amateuristisch aangepakt wordt. We mogen namelijk het openbaar domein niet vertuinen en herleiden tot allerhande losse flodders met bloembakken, mini-wadivijvertjes, vluchtheuvels ingericht als mini bloemenweiden en enkele gevel- en voetpadtuintjes. Op het openbaar domein hebben we behoefte aan sterke aaneengesloten groenstructuren en robuuste beplantingen die de stress en de openbare druk kunnen weerstaan en de nodige impact hebben op de ruimte in concurrentie met de bebouwde architectuur en infrastructuur. Niettegenstaande de wereldwijde verdichting in steden zien we dat groen en natuur in onze steden mogelijk zijn en kansen bieden voor een leefbare toekomst.

Toekomstige trends in groenontwerp en -aanleg

De private en publieke open en groene zones staan momenteel volop in de belangstelling, bij de burgers, maar zeker ook bij de politici. Men spreekt nu graag over de groene stad of de green city. Is dit alles een wensdroom? We zien inderdaad evoluties. Er is meer sprake van biodiversiteit, ecologie en klimaatfactoren. De groene stad is een positieve trend. Sloganeske acties, zoals ‘Maai mei niet’, staan wel soms ter discussie, zeker bij bepaalde tuinaannemers. Moeten álle gazons nu in de maand mei onaangeroerd blijven of omgevormd in bloemenweides? Zeker niet! Dergelijke acties moeten we kritisch, creatief en genuanceerd benaderen. Op bepaalde plaatsen is om tuinarchitectonische redenen een fijn gazon zeker wenselijk. Overal elders, en zeker in randzones en in het buitengebied, moeten we ijveren voor meer biodiversiteit in onze groenaanleg en in ons groenbeheer.

Siertelers, hoveniers, tuin- en landschapsarchitecten hebben via oude tuinen en eeuwenoude planten, zoals hagen en bomen, een diepgaande connectie of verbinding met het verleden. Maar diezelfde hoveniers, plantenkwekers en groenontwerpers zullen mede onze groene toekomst vorm geven. Het groen in onze steden en dorpen zal in de toekomst zeker veranderen. De private tuinen zullen kleiner worden, maar daarom niet onbelangrijk. Net zoals de private tuinen in de middeleeuwse binnensteden, vormen in de 21ste eeuw de private groenzones in de Vlaamse steden, dorpen en verkavelingen, tezamen een belangrijk biologisch netwerk. Deze private groenzones leveren diverse ecosysteemdiensten. Daardoor is de biodiversiteit van het Vlaamse private tuinenlandschap veel groter dan die van de grote monoculturen in de landbouwzones van ons buitengebied.

We mogen de private tuinen als natuurcomponent of ecosysteem dus niet onderschatten. Het stedelijk groen zal in de toekomst ook meer collectieve of openbare groene ruimten bevatten. Openbaar groen, zoals de diverse soorten parken en natuurzones, zal zeker aan belang winnen. Open en groene ruimten, privaat en openbaar, zullen in de toekomst ruimtelijk nog meer onder stress komen te staan. Waakzaamheid is dus geboden.

De toekomstige beplantingsplannen en -schema’s voor openbaar én privaat groen zullen voornamelijk op zoek gaan naar natuurlijke of biodiverse plantencombinaties.

De toekomstige beplantingsplannen en -schema’s voor openbaar én privaat groen zullen voornamelijk op zoek gaan naar natuurlijke of biodiverse plantencombinaties. De stijl, het beeld en de beleving, de plantenrijkdom maar ook de aanleg- en beheerstechnieken van deze groenzones zullen daardoor wijzigen. De voorkeur zal uitgaan naar wilde beplantingsschema’s met vooral vaste planten of kruidachtigen, bloembollen en ingezaaide plantenmengsels, naast inheemse bomen en heesters.

Klimaatbestendige en inheemse, veelal sterke plantensoorten, evenals spontane vegetaties, zullen grotendeels het beeld van ons stedelijk groen bepalen. De groenzones zullen eveneens insectenvriendelijker zijn. Gazons worden de laatste decennia veelal vervangen door bloemenrijk grasland. Gazononkruiden zullen meer getolereerd worden, het maaibeheer zal minder strikt zijn en daardoor een gevarieerder, biodiverser én kleurrijker beeld garanderen. Chemische onkruidbestrijding wordt verbannen. Bodembedekking met een plantenlaag zal de uitdroging van de bodems tegengaan. Wateringen – zoals rivieren, beken, vijvers en sloten – krijgen opnieuw een ereplaats in het ecologische netwerk. Dergelijke groene ruimten of ‘ongetemde natuur’, met respect voor het authentieke planten- en dierensortiment, zullen we best meer extensief of betaalbaar onderhouden.

Een dergelijke aanpak vereist een specifieke kennis vanwege de sierteler en tuinaannemer op vlak van ecologie, cultuurtechniek, bodem, landschap, flora en fauna.

Een dergelijke aanpak vereist een specifieke kennis vanwege de sierteler en tuinaannemer op vlak van ecologie, cultuurtechniek, bodem, landschap, flora en fauna. Open ruimte en groen kunnen fysiek en mentaal zeker een substantiële bijdrage leveren tot de heropleving of vergroening van onze te sterk verstedelijkte samenleving.

Tijdens de coronacrisis was dit overduidelijk. Hoewel de private tuinen verkleinen, zijn ze collectief van groot belang. Ook hier zien we bepaalde trends of stromingen. Naast de hoge afwerkingsgraad bij aanleg en onderhoud van de nieuwe private tuinen is de aandacht voor bodem, water, flora én fauna als geheel super belangrijk. Een sterke verwevenheid van de tuinen met de natuur en zo mogelijk met het omringende stedelijke of rurale landschap wordt bij de nieuwe tuinontwerpen nagestreefd. Daarbij is een duurzame blik op de toekomst vanwege opdrachtgever en tuinaannemer van primair belang. Ook respect voor bestaande planten, zoals oude bomen, is een sterk aandachtspunt voor de toekomst van ons tuinpatrimonium.

Natuurlijk blijft de serene schoonheid en esthetiek eveneens van belang naast de functionaliteiten van de groene tuinzone. Meer en meer is de gelaagdheid van een tuin van belang. Dit kan in de zin van multifunctioneel gebruik zoals: spelen, wandelen, feesten, zwemmen, moestuinplanten, sierplanten of neerhofdieren kweken, genieten …

De gelaagdheid van een goede tuin zit hem echter ook letterlijk in het plantengebruik waar een bodembedekking, veelal met kleurrijke en contrastrijke bloembollen, grassen en vaste planten, gecombineerd is met lage heesters, hogere struiken en bomen. In een hedendaagse tuin worden de dode materialen echter niet geschuwd, integendeel. Oordeelkundig gaan de ontwerper en aannemer op zoek naar dankbare en mooie verhardingsmaterialen die wel voldoen aan de hedendaagse eco-normen zoals waterdoorlaatbaarheid, circulair gebruik of eco-vriendelijke technieken bij het filteren van zwembadwater. Naast strakke betonelementen die makkelijk een link leggen met de bebouwde architectuur van de moderne woningen zien we opnieuw de oude trend van gebroken flagstones in natuursteen maar zeker ook in beton. Gebakken kleiklinkers horen nog steeds thuis in Vlaamse tuinen.

We zien in de hedendaagse Vlaamse tuinen ook soms een groot respect voor het rustieke in combinatie met het meer moderne. Dit ervaren we niet alleen in het plantengebruik en de liefde voor topiaire elementen en architectonische lijnvoering van hagen en plantenmassieven. We zien dit eveneens bij de plaatsing van charmante serres met een multifunctioneel gebruik, bij de verwerking van architecturale tuinelementen. De creatie van een gezellige sfeer staat hier centraal. In heel wat tuinensembles zien we dat niet enkel de achtertuin de nodige zorgen krijgt. Ook de voortuin wordt volledig geïntegreerd bij de groenaanleg en vormt een geheel met de achtertuin en het straatgroen.

Een andere trend is zeker ook de alsmaar groeiende aandacht voor hedendaags bedrijfsgroen als representatief en duurzaam visitekaartje voor firma’s en bedrijven.

Een andere trend is zeker ook de alsmaar groeiende aandacht voor hedendaags bedrijfsgroen als representatief en duurzaam visitekaartje voor firma’s en bedrijven. Grote tuinen worden door de verdichting in Vlaanderen een uitzondering, voorbehouden aan een bepaalde klasse. Dit betekent dat de kleine tuinen, zoals ook stadstuinen, meer en meer een ecologische waarde zullen vertegenwoordigen. De kunst van de tuinontwerper en -aannemer is om deze kleine tuinruimten dan duurzaam, gezellig, gelaagd en functioneel in te richten. Dit is een grote opdracht en een specifieke uitdaging voor elk van ons.

© Shutterstock

De zoektocht naar een langetermijnplanning

Het volgen van trends is niet probleemloos. Trends zijn namelijk veelal tijdelijk, modegevoelig. Van het allergrootste belang bij private en openbare groenaanleg is het volgen van een langetermijnvisie of -regie. In Vlaanderen is langetermijnplanning geen onbekende. Toch is deze vorm van aanpak eerder uitzonderlijk en zeker niet altijd succesvol. In de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw hadden we de hoopvolle academische congressen die op zoek waren naar een groenstrategie voor Vlaanderen. Ook water, openluchtrecreatie en open ruimte werden daarbij interdisciplinair besproken. Maar we denken ook aan de Vlaamse Langetermijnplanning groenvoorziening uit 1993. Dit plan werd nooit goed uitgerold en bleef hangen tussen beleid en praktijk. Meer dan 25 jaar terug kenden we de vernieuwende aanpak van de ruimtelijke structuurplanning. De Vlaamse gemeenschap (AMINAL, 1997), maar ook provinciebesturen en gemeenten waren toen ambitieus bezig met de opmaak van deze globale planningsprocessen. Toch bleek achteraf deze aanpak niet altijd bevredigend of te snel achterhaald. Dit was in die periode ook het geval bij de Gemeentelijke natuurontwikkelingsplannen (GNOP). Termen zoals bouwshift of nieuwe groennormen, zoals 3-30-300, worden nu als de nieuwe trends naar voor geschoven zonder garanties op succes. Op trumpiaanse wijze wordt er veelal direct winstbejag nagestreefd. In een commerciële en neoliberale stedenbouw worden duurzame groenvisies en streefdoelen veelal opzettelijk vergeten. We rekenen erop dat de nieuwe gemeentelijke, provinciale, gewestelijke en federale mandatarissen hun ruimtelijke visies duurzaam zullen opstellen en aanhouden. Er is zeker nog veel werk aan de winkel.


Tekst: Dirk Vandromme, landschapsarchitect – stedenbouwkundige, ere-voorzitter Association Européenne pour le Fleurissement et le Paysage – Entente Florale Europe
Beeldmateriaal: Shutterstock.com